De weerkaarten tonen ons de hoge en lage drukgebieden. Op het noordelijk halfrond draait de wind bij een hoog met de klok mee en bij een laag tegen de klok in. Op onze koers houden we dus de hogedrukgebieden aan stuurboord en de lage, als het even kan, aan bakboord. Met name de lage zijn flink aan de wandel en komen als een treintje de oceaan over. Het hoog boven de Azoren begint zich te vormen en dwingt de lage drukgebieden naar het noorden. Enkele weken geleden was dit nog niet het geval en ontspoorde een laag en kwam met orkaankracht langs de Caribische eilanden. De kunst is eerst vrij te zeilen van de “trade wind” de passaat en vervolgens een beetje mee te liften op de lage drukgebieden en niet te vroeg verzeild te raken in het hoog. Te dicht bij een laag betekend hoge golven, veel wind en mogelijk buien. Te veel bij het hoog betekend te weinig wind en mogelijk liggen rollen op de swell. De betrouwbaarheid van de weerkaarten neemt drastisch af naarmate je verder vooruit p
robeert te kijken. De gehele oversteek van drie weken overzien is dus niet mogelijk. Blijft dus een beetje schipperen.