Na het verlaten van het vaste land van Portugal, vorig jaar augustus, varen wij van eiland naar eiland. Eilanden zijn leuk en allemaal heel verschillend. Je hebt voor de hand liggende verschillen zoals groot of klein, hoge bergen of juist vlak, groen en nat of juist stoffig en droog. Maar er zijn veel meer leuke verschillen. De taal bijvoorbeeld, Spaans, Portugees, Frans, Engels en soms een beetje Nederlands. Overigens zijn de talen veelal zo verbasterd dat de gesprekken onderling niet te volgen zijn. Er zijn rijke eilanden, meestal door toerisme en er zijn arme eilanden. Wat hierbij opvalt is dat men op de rijke eilanden niet gelukkiger oogt dan op de arme. Op de eilanden waar men het drinkwater in jerrycans in een oude kruiwagen moet halen en de auto’s met ijzerdraad aan elkaar hangen tref je supervriendelijke en behulpzame mensen die je uitnodigen te delen wat ze hebben. Grote verschillen ook bij het in en uitklaren bij douane en immigratiediensten. Er zijn eilanden waar d
it simpelweg door de havenmeester afgehandeld wordt maar er zijn ook eilanden waarbij er legers van gewichtig kijkende, druk stempelende en enorme stapels papieren producerende ambtenaren aan te pas komen. Bij het aan wal stappen blijft het wel uitkijken of ze op dit eiland links of rechts rijden. Blijft schrikken als de persoon op “onze” bestuurdersplaats helemaal niet op zit te letten of zelfs zomaar midden op straat uitstapt. Eilanden zijn dus werelden op zich waar men met elkaar bedacht heeft wat belangrijk is en wat heel belangrijk is. Kleine gemeenschappen die midden op de oceaan het beste er van maken. En wij varen daar een beetje tussendoor, op ons eigen eilandje.